Brielle

Brielle 1814 - 1940

Geschiedenis per plaats
19 JUN 2017
Op 18 juni 1814 werd een nieuw stadsbestuur aangesteld, maar bestuurlijk zou het nooit meer worden zoals vroeger. Brielle was zijn positie als stemhebbende stad in Den Haag verloren en was daarmee haar inspraak op landelijk niveau kwijt.

Kerkelijk leven 

Op 6 maart 1818 werd het gebouwtje dat in een tuin van Nobelstraat 22 stond ingewijd als synagoge. De Joodse gemeenschap in Brielle liet in 1871 in de tuin aan de Turfkade een grotere synagoge bouwen. De eerste steen werd op 10 mei 1871 gelegd door D. Wiesebron en in november 1871 werd het gebouw als zodanig in gebruik genomen. Het bestond uit een grote zaal voor de wekelijkse samenkomst en een ruimte voor het rituele bad.

<< ‘Er is slechts één foto van de synagoge aan de Turfkade bekend'

In 1817 werd de St. Pieterskerk afgebroken. Het was eeuwenlang gebruikt als pakhuis en zonder de nodige onderhoudswerkzaamheden bevond de voormalige katholieke kerk van de Maarlandse parochie zich in een dermate slechte staat, dat afbraak onvermijdelijk was geworden. Het terrein werd gebruikt voor de jaarlijkse kermis en als exercitieplein. Later verrees het Asyl voor Oude en Gebrekkige Zeelieden. Bij de restauratie daarvan in 1979 werden fundamenten van de kerk gevonden.

‘De Sint Pieterskerk werd in 1817 afgebroken.' >>

Vanaf de inwijding op 6 september 1831 konden de Katholieken na tweeeneenhalve eeuw eindelijk weer over een eigen kerk beschikken. Met een flinke subsidie van de overheid werd een nieuw gebouw neergezet. Het is bij uitstek een zogenaamde waterstaatskerk, want het ontwerp was verzorgd door de Waterstaatsingenieur P. Plukhooy en kent ook de typerende neoclassistische stijl. De kerk werd gewijd aan de Martelaren van Gorcum.

<< ‘Het interieur van de Katholieke kerk aan de Nobelstraat'

Op 29 juni 1867 verklaarde de Paus de martelaren heilig. Het terrein in Rugge waar voorheen het St. Elizabeths Klooster had gestaan was twee jaar eerder al door het Bisdom Haarlem aangekocht. Daar werd vervolgens een houten bedevaartskerk gebouwd, die op 9 juli 1880 door de bisschop van Haarlem werd ingewijd. Brielle had daarmee een bedevaartsplaats gekregen waar jaarlijks vele duizenden katholieken op afkwamen. In 1931 werd de eerste steen gelegd voor een stenen kerk, die het daaropvolgende jaar werd ingewijd. De houten kerk bleef nog tot 1947 staan, waarna deze werd afgebroken.

 
‘De oude en de nieuwe bedevaartskerk langs de Kloosterweg'

Op 22 april 1875 werd de plaatselijke afdeling van de Nederlandse Protestanten Bond opgericht. De leden vreesden dat de vrijzinnige prediking uit de Hervormde Kerk zou worden gebannen, en richten daarom het gezelschap op waar lezingen werden georganiseerd. Nadat de laatste vrijzinnige predikant in 1896 naar elders was vertrokken, zag de NPB zich genoodzaakt ook zelf kerkdiensten te houden. In september 1917 betrokken ze hun eigen kerkgebouw aan de Kerkstraat.

‘In 1917 verrees aan de Kerkstraat een nieuw kerkgebouw' >>

Tegelijkertijd vond in 1881 een soortgelijk initiatief plaats, waarbij de ‘Vrienden van de Waarheid' vanwege hun groeiende populariteit een nieuw bedehuis aan de Boterstraat lieten bouwen. Op de gevelsteen staat ‘Eben Haezer', Hebreeuws voor ‘Steen der Hulpe'. De Vrienden van de Waarheid waren rechtzinnigen die zich binnen de Hervormde Kerk niet meer op hun plaats voelden. Nadat de vrijzinnigen echter bij de NPB een plek hadden gevonden werd in de Hervormde Kerk weer een rechtzinnige predikant aangesteld Zo verviel de noodzaak voor een alternatieve kerk en verdwenen de Vrienden van de Waarheid geruisloos van het toneel.

<< ‘Het kerkgebouw van de Vrienden van de Waarheid werd in 1990 afgebroken'

In 1893 vestigde zich in Brielle een klooster van zuster Franciscanessen, dochters van de Heilige Harten van Jozef en Maria. De vijf zusters namen intrek in een pand aan de Nobelstraat en begonnen een naai- en bewaarschool. Dit was de voorganger van het latere internaat voor Schipperskinderen, het Sint Leonardusgesticht. Tot 1967 heeft dit klooster gefungeerd, in 1972 vertrokken de laatste zusters uit Brielle.

‘Het voormalige internaat aan de Nobelstraat' >>

Buiten de wallen 
Op 10 juli 1832 werd een perceel langs de Rijksstraatweg aangekocht om in te richten als begraafplaats. Het was niet langer toegestaan in de kerk te begraven en de begraafplaats binnen de stadswallen was afgekeurd. Pas in 1842 werd er de eerste Briellenaar begraven.

In 1836 werd de plantage uitgebreid en verfraaid tot een soort stadspark. Al midden in de achttiende eeuw vormde de plantage een rustig wandelgebied en er werden door de president van de Brielse Rechtbank, Mr. Christiaan van Adrichem, plannen opgesteld om het gebied nog aantrekkelijker te maken. Er deden zich enige problemen voor met het ministerie van Oorlog, want het werd aanvankelijk niet toegestaan bouwwerken rond de vesting op te richten. Dit vanwege de mogelijke belemmering van het vrije schootsveld. Maar bomen konden niet bepaald worden aangemerkt als bouwsels, en daarom werd de toestemming voor het stadspark alsnog verleend.

<< ‘De begraafplaats, watertoren en de de plantage met de HBS'

Door de industrialisatie veranderde de oorlogsvoering in de loop van de negentiende eeuw fundamenteel en daardoor vormden de verdedigingswerken niet langer een serieuze beveiling tegen aanvallen. Na de Eerste Wereldoorlog verviel het bezwaar tegen het bouwen direct rond de vesting. Bij de Zuidpoort verrees in 1922 aan de Jan Matthijssenlaan een nieuwe Hogere Burgerschool. Al snel volgde de bouw van woningen voor docenten en lieten ook andere particulieren er een vrijstaand huis bouwen. Aan het verlengde van de Jan Matthijssenlaan, de Spuilaan, werden in de jaren dertig nog meer woningen gebouwd, zodat er langzaamaan een kleine wijk verrees.

Infrastructuur
Een belangrijke tegenslag voor Brielle was de aanleg van de Nieuwe Waterweg. Pieter Caland was als ingenieur van rijkswaterstaat in Brielle gestationeerd, en deed onderzoek naar een betere scheepvaartverbinding tussen zee en Rotterdam. Het Kanaal door Voorne, daterend uit 1831, was te smal en te ondiep voor de steeds grotere stoomschepen. Caland stelde voor een nieuw kanaal te graven, dwars door de duinen van Hoek van Holland. Voor Brielle betekende dit plan het einde van de haven: op de Brielse Maas zou de scheepvaart verdwijnen en de loodsdienst zou worden verplaatst naar Maassluis. Desalniettemin werd tussen 1866 en 1872 De Nieuwe Waterweg gegraven, waarna Briellenaren nog lang spraken van ‘Caland, de moordenaar'.

‘De aanleg van de Nieuwe Waterweg had grote gevolgen voor Brielle' >>

Het toenemende verkeer op de weg had ook gevolgen. Om ruimte te maken werd in 1894 de Waterpoort en in 1900 de Zuidpoort afgebroken. Van de Waterpoort resteert alleen nog de poortwachtershuis aan het Maarland Noordzijde. Het wegennet op Voorne-Putten kreeg pas echt een impuls door de aanleg van de Groene Kruisweg, een tweebaansweg die Brielle met Rotterdam verbond. In augustus 1934 werd de aanleg hiervan afgerond.

 
‘De Zuidpoort en de Langepoort'

Een belangrijke gebeurtenis was de aanleg van de trambaan, waarmee het isolement van Voorne-Putten definitief werd doorbroken. De veerdiensten naar Vlaardingen en Rotterdam werden soms door stormweer of koude winters gehinderd om hun vaart op Brielle te onderhouden, maar de tram was met een vaste brugverbinding bij Spijkenisse een veel betrouwbaarder vervoermiddel. Vanaf 1906 werd een reisje naar Rotterdam veel eenvoudiger en populairder.

‘De tram arriveert bij het tramstation, het tegenwoordige chinese restaurant' >>

Militaire zaken
Na de opening van de Nieuwe Waterweg had Brielle geen strategische positie meer, want schepen voeren niet langer langs de stad. In 1882 vertrok het garnizoen. De stad kreeg er echter het Korps Torpedisten voor terug. In 1884 werd aan de kop van de Maarlandse Haven een sloepenloods gebouwd, en aan de Lijnbaan een magazijn. In 1922 werd de standplaats van het korps alweer verplaatst naar Gorinchem, zodat de opleving slechts van korte duur was. In de jaren dertig worden de wallen door de gemeente overgenomen van het rijk en deels ingericht als wandelgebied en deels verhuurd aan een boer.

<< ‘De Torpedisten bij het magazijn aan de Lijnbaan'

Aprilfeesten
In 1872 werd het derde eeuwfeest van de inneming van Brielle groots gevierd. De katholieke bevolking van Nederland keek weliswaar met heel andere ogen naar de gebeurtenissen in 1572, maar de Briellenaren grepen het aan om de stad in het middelpunt van belangstelling te zetten. Tijdens de viering werd onder meer de eerste steen voor het Asyl voor Oude en Gebrekkige zeelieden gelegd door de kroonprins, zelf legde Willem III de steen voor het standbeeld van de Vrijheids-Nymph. De afgescheiden gereformeerden konden zich echter niet vereenzelvigen met het standbeeld en kwamen met hun eigen monument: dat werd het weeshuis in de Voorstraat, waar nog altijd een enorme gevelsteen van een watergeus op staat.

<< ‘Op 1 april 1872 stond de sokkel voor het standbeeld klaar'

De herdenking aan de gebeurtenissen in april 1572 zou in 1922 opnieuw groots worden gevierd, waarbij de Koninklijke familie wederom aanwezig was. Archivaris en kinderboekenschrijver Johan Been was één van de drijvende krachten achter de viering.

‘In 1922 kwam de koninklijke familie opnieuw naar Brielle. De stad was dan ook mooi versierd' >>

Onderwijs
De Wet op het Hoger Onderwijs in 1876 bepaalde dat de rijkssubsidie aan gymnasia werd stilgelegd. Dat betekende dat het gymnasium in Brielle zou moeten worden gesloten. Daarom besloot het stadsbestuur op 20 oktober 1878 een nieuwe Burgerschool op te richten, met een driejarige opleiding. Aanvankelijk was de school gevestigd aan de Nobelstraat 34, waar de opleiding op 6 september 1879 met 52 leerlingen van start ging. In 1916 werd de school overgenomen door het Rijk, en stond vanaf dat moment bekend als Rijks-HBS. Het gebouw was te klein, zodat in september 1922 een nieuw gebouw aan de Jan Matthijssenlaan in gebruik werd genomen.

<< ‘De Hogere Burgerschool aan de Jan Matthijsenlaan'

De Ambachtsschool langs de Langestraat werd in 1905 officieel in gebruik genomen. Het was een groot succes, want in 1913 moest het gebouw al worden uitgebreid. In 1919 kwam er bovendien een Vakschool voor Meisjes bij en in 1920 een machinistenopleiding. Daardoor werd het gebouw te klein en werd de voormalige kazerne gekocht en verbouwd tot Ambachtsschool. Het oude gebouw werd volledig ingericht als Vakschool voor Meisjes, die in 1931 in gebruik werd genomen. Datzelfde jaar werd er tegenover een Landbouwschool gesticht. Brielle vormde dus een onderwijscentrum voor de regio.

‘De Vakschool voor Meisjes' >>

Neergang
Vanaf de laatste kwart van de negentiende eeuw verdwenen steeds meer instellingen uit Brielle. Brielle verloor steeds meer haar regiofunctie, omdat door onder meer verbeterde infrastructuur (aanvankelijk door de veerdiensten, later door de tram) verplaatsten de handel en markt zich voor een groot deel naar Rotterdam.

Op 15 mei 1877 werd de rechtbank opgeheven, zodat Briellenaren daarvoor voortaan naar Rotterdam moesten uitwijken. In 1863 had de stad nog aan de Tweede Kamer verzocht de standplaats in Brielle te behouden. Ze wendden de slechte bereikbaarheid van de stad als argument aan, evenals als het gevaar dat door het vertrek van de rechtbank een flink aantal panden leeg zouden komen te staan.

<< ‘De rechtbank in Brielle fungeert tegenwoording als kantongerecht voor de regio Voorne-Putten'

In 1884 werd de Bank van Leening opgeheven. De bedragen die door de lommerd werden uitgeleend waren de voorgaande jaren flink gedaald en de gemeenteraad besloot daarop een commissie te benoemen die onderzoek zou doen naar instandhouding van de instelling. Uit het rapport van de commissie bleek dat de lagere standen zichzelf steeds beter konden bedruipen en dat spaarbanken de functie van leenbank hadden overgenomen. Bovendien speelde schaamte om spullen bij de lommerd te brengen en de klacht dat men te weinig geld ontving eveneens een belangrijke rol. Op 1 november besloot de raad dan ook tot opheffing.

Met verschillende bedrijven verging het niet veel beter. De vishal werd in 1858 afgebroken, want de aanvoer van vis was te klein geworden en de functies van keurmeester, afslager en vismarktcommissaris waren reeds lange tijd onvervuld gebleven. Zonder visafslag was de vishal niet langer noodzakelijk. In 1866 werd de in 1852 gestichte Calicot- of katoenfabriek, staande op het Pieterskerkhof stilgelegd. Het bedrijf had aan maar liefst 72 man werk verschaft.  Een paar jaar later, in 1869, werd de productie in de jeneverstokerij ‘Het Gekroonde Hart' en de naastgelegen bierbrouwerij langs het Scharloo stilgelegd. Hierdoor verdwenen opnieuw arbeidsplaatsen. In 1882 brandde de stellingmolen Het Vliegend Hert af en in 1895 werd de zoutkeet - waar zout werd gewonnen uit turf - opgeheven. Als opvolger voor de molen werd de voormalige Bagijnenkapel ingericht met een machinale maalderij.

‘De gevelsteen van het Gekroonde Hart' >>

Toch werden er ook nieuwe initiatieven ontplooid. In 1896 verrees aan het Slagveld een kalkbranderij. Zo'n 75 jaar lang zouden de acht karakteristieke schoorstenen van de kalkovens het silhouet van Brielle domineren. Aanvankelijk vonden er vijf mensen werk, maar in de loop der jaren werd het fabriekscomplex uitgebreid. In 1906 kwam er bijvoorbeeld een zandsteenfabriek bij, waar 30 mannen aan de slag konden.

<< ‘De schoonstenen van de Kalkfabriek domineerden lang het aangezicht van Brielle'

In 1896 werd ook de eerste steen gelegd voor de stoomzuivelfabriek De Eersteling, op het Scharloo. Veertig boeren hadden zich in een coöperatie verenigd en konden hun producten over een groter gebied gaan afzetten. In 1927 werd het bedrijf overgenomen door Galak, een Rotterdamse concurrent.

Met de toenemende industrialisatie kwamen er nieuwe bedrijfjes. De gebroeders Van der Knoop bouwden in 1906 een modern graanpakhuis aan het Scharloo, en in 1910 werd er een tweede aan de Kaaistraat neergezet, met stallen waar paarden van de winkelende boeren uit de omgeving gratis konden worden gestald.

In 1909 werd de oude gasfabriek in de Dijkstraat vervangen door een nieuwe fabriek aan het Slagveld. In 1924 vestigde zich aan de Langestraat een concurrent: een elekticiteitsbedrijf en hiertegen moest de gasfabriek het tenslotte afleggen. Er kwam in 1910 een nieuw veilinglokaal, dat in 1930 werd uitgebreid en in 1918 werd een houthandel opgericht. Tal van bedrijven kwamen op en verdwenen weer. Een conservenfabriekje en koekenbakker hielden het hoofd slecht korte tijd boven water.

‘Eveneens een bescheiden bedrijfje: de bierbottelarij en limonadefabriek van P. Veldhoen in de Boterstraat (1927)' >>

 

Pagina terug
Zoeken in collecties